Archief 2011 (januari)

Terug

2400 km in een campervan

2400 km. lijkt misschien niet zo veel, maar op het Zuidereiland rijd je over smalle slingerende tweebaansweggetjes met eenbaansbruggetjes en haal je zelden meer dan 90 km/uur. We hebben bijna elke dag ongeveer twee uur gereden. Soms deden de mannetjes een middagdut, soms luisterden ze (en wij dus ook) Pippi Langkous of Alfred Jodokus Kwak. We stoppen regelmatige voor de noodzakelijke koffiepauze. De koffie in Nieuw Zeeland is kennelijk bijzonder lekker (ik ben geen koffiedrinker), maar het duurt meestal een kwartier voordat het klaar is. Maar dan héb je ook wat.

2400 km. lijkt misschien niet zo veel, maar op het Zuidereiland rijd je over smalle slingerende tweebaansweggetjes met eenbaansbruggetjes en haal je zelden meer dan 90 km/uur. We hebben bijna elke dag ongeveer twee uur gereden. Soms deden de mannetjes een middagdut, soms luisterden ze (en wij dus ook) Pippi Langkous of Alfred Jodokus Kwak. We stoppen regelmatige voor de noodzakelijke koffiepauze. De koffie in Nieuw Zeeland is kennelijk bijzonder lekker (ik ben geen koffiedrinker), maar het duurt meestal een kwartier voordat het klaar is. Maar dan héb je ook wat.

 

Zo hebben we een groot deel van het Zuidereiland kunnen zien. We vonden het groots, leeg en schitterend. Wat was het mooiste? Ja, dat vragen mensen ook altijd over onze zeilreis van Holland naar hier en zelfs over een periode van achttien dagen vind ik het moeilijk om daar op te antwoorden. In ieder geval draait het allemaal op de natuur. Die is op sommige plekken wel minder onaangetast dan we hadden verwacht. Als je nagaat, dat er op het hoogtepunt ongeveer 80 miljoen schapen in Nieuw Zeeland waren, kun je je misschien een beetje voorstellen hoeveel schade die aan het landschap hebben aangericht. Veel heuvels en bergen zijn kaalgegeten, zodat er soms geen enkele boom meer groeit. Maar de wolhandel doet het niet zo lekker sinds de komst van ‘fleece’, dus er zijn nog ‘maar’ zo’n 37 miljoen schapen. Dat betekent dat er stukken gecultiveerd land teruggegeven worden aan de natuur en het mooie van het Nieuw Zeelandse klimaat is, dat er dan in 25 jaar weer een volgroeid bos staat. Dat hebben we kunnen zien in de prachtige Marlborough Sounds, waar we met een watertaxi werden rondgevaren door de inhammen van Queen Charlotte Sound, vissen hebben gevoerd, Bottlenose dolfijnen hebben gezien en zelfs een kleine blauwe pinguin (fototoestel helaas vergeten die dag…).

 

Van de achttien dagen hebben we ongeveer vijf dagen minder mooi weer gehad. De rest van de tijd was het schitterend zonnig weer. We hebben gewandeld, een puzzelmuseum bezocht, zeehonden, Kea’s, Pinguins en Weka’s (NZ vogel) gezien, wijn geproefd, een fietstocht gemaakt, een schaapscheerder bezocht en een huis uit 1844 van een walvisvaarder.

 

Op een afgelegen camping in Totaranui ( 11 km. over een smal slingerend gravel weggetje met een veel te brede logge campervan) horen we ’s nachts de schrille roep van een Weka en zitten we ’s avonds om het vuur met onze ‘campingvrienden’ met Nederlandse roots (die lijkt elke tweede Kiwi die je tegenkomt te hebben). We eten ‘crayfish’ (kreeft zonder scharen) op de BBQ en bezoeken de ‘hot springs’ in Hanmer Springs. Op een regenachtige dag in Nelson gaan we naar het automuseum (o.a. de auto van ‘Back to the future’), waar ook hele bijzondere kleding van de World of Wearable art (WOW) tentoon is gesteld (bijv. jurk gemaakt van oude plastic flessen).

 

In Wanaka hebben opa en oma een dag op de jongetjes gepast, terwijl Adam en ik naar Roy’s Peak (1578m.) klommen. Het was een 6 uur lange pittige wandeltocht met een prachtig uitzicht als beloning, onder andere op Mount Aspiring. Opa en oma hebben ons ook een keer op een avondje vrij getrakteerd. We zijn in Nelson heerlijk uit eten geweest. Uitgebreid getafeld en het mooie is, dat is in Nieuw Zeeland, naar Nederlandse maatstaven, hartstikke goedkoop.

 

Het Abel Tasman National Park is vernoemd naar de Nederlander die Nieuw Zeeland heeft ontdekt. Koningin Juliana was de eerste beschermvrouwe van het park. Een portret van Juliana en Bernhard hangt in het kantoor van de Department of Conservation. Het is een zeer toeristisch park, maar dat is begrijpelijk. Het heeft vele prachtige baaien met gouden stranden en het heeft bovendien een gunstig micro-klimaat. We verkennen met een boot de kust en zien ‘split apple rock’, een precies doormidden gespleten ‘boulder’. De kindjes spelen op het strand. Ze spelen ook veel met andere kindjes, zowel op het strand als op de camping. Ze bouwen een prachtige wigwamhut van bamboestokken en laten zich ingraven in het zand.

 

De campervan was een ideaal en nogal geniaal vervoermiddel en een comfortabel huisje voor ons zessen. Mooiste ‘features’: uitschuifbare gas-BBQ, dvd voor de kids en zonnescherm. Elke avond en elke ochtend werd de campervan verbouwd van slaappek naar leeflplek en andersom. Daar werden we steeds handiger in.

 

Dus wat vond ik nou eigenlijk het mooiste? Ik zou zeggen Lake Tekapo, maar dat komt misschien doordat het onze eerste dag was en ik echt overweldigd was door de mooie natuur, de frisse lucht en het uitzicht op de besneeuwde bergtoppen.

 

Nu zijn we weer in Devonport. Met z’n viertjes, want opa en oma blijven een week langer op het Zuidereiland. Het is de laatste week van de zomervakantie en de jongens zijn vandaag begonnen aan hun zomerzwemcursus. Ze hebben deze week elke dag les en hopelijk gaan ze dan weer met sprongen vooruit.

 

Ondertussen beginnen bij Adam en mij ineens de zenuwen toe te slaan met betrekking tot de voorbereidingen voor ons vertrek over een maand of drie. We hebben natuurlijk weer een lange klussenlijst en de tijd vliegt voorbij ‘like smoke through a keyhole’.